Onze koninklijke familie heeft een behoorlijk hoog komisch gehalte dat je makkelijk nationaal en internationaal kan uitbuiten. Albert is de lamme goedzak die met moeite de stommiteiten van diens kroost kan camoufleren, Filip is de gedoodverfde troonopvolger die met gemak diplomatieke stommiteiten uithaalt en Laurent is vaak het levende bewijs dat stommiteiten een bestaansrecht hebben, al heeft hij die reputatie al heel wat kunnen afzwakken. In ieder geval, in onze contreien zijn hun capriolen genoegzaam bekend.
Toch legt uitgever Glénat zich een zekere zelfcensuur op door de Franstalige editie van Albert & C° slechts binnen de landsgrenzen te houden. Alsof de Fransman er niet van houdt om met le petit/pauvre Belge te spotten en dat de Nederlander zich ineens respectvol gaat gedragen ten opzichte van ons koningshuis. Met zo'n karikaturale familie moet je toch wereldwijd scoren?
Onze missie voor Angoulême 2011 was dan ook bewijzen dat Glénat het niet bij het rechte eind heeft wat betreft de internationale distributie, een distributie die nu dus niet bestaat.
Eerste vaststelling. De Fransman uit het zuidelijke deel van Frankrijk heeft over het algemeen weinig benul wie Albert nu wel is. Laat staan wie die twee rare kwieten zijn die rond hem hangen. Of het wandelijke lijk dat door de paleisgangen dwaalt. Blijkbaar heeft het Britse vorstendom nog steeds meer égard dan ons royaal patrimonium.
Tweede vaststelling. België staat op de rand van een burgeroorlog. Politiek gezien staan die twee identiteiten zo uit elkaar dat consensus haast onmogelijk wordt, aldus de stemmen die weerklinken in het Angoulêmse halfrond. Een interessante perceptie.
Hieruit zou je kunnen afleiden dat Glénat gelijk heeft om de strip niet in Frankrijk te distribueren. Wanneer je de entourage niet kan plaatsen, heeft de lezer daar immers geen boodschap aan.
Fout. Want met een tweedaagse hardselling campagne werden op de stand van Het Vlaams Fonds der Letteren een goeie 120 exemplaren van de Albert & C°-strips verkocht. Dat komt deels door de stijl die Cambré hierin hanteert, eerder aanleunend bij l'école Franco-Belge dan bij de Vlaamse familiestrip, deels door de inhoud (humor beroert de Fransen nogal) met de herkenbare tricolore of tricolère.
Makkelijk is het dan ook, een uitgever die zich verstopt achter uitgekiende en wetenschappelijke smoesjes ('Dit is niets voor de Franse markt'). Wanneer je het niet probeert terwijl het taalgebied tien keer groter is, dan ben je eerder bezig met gemiste kansen dan met rationele voorzichtigheid.
Viva la Belgique.
dinsdag 1 februari 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten