Modebewust laat ook Ken Russell zich drijven door de gangbare klanken van het toendertijdse muzikale gemeengoed. De Britten zaten in een instrumentale synthesizerfase die een nieuwe golf artiesten vortbracht. Daardoor mag Thomas Dolby van Russell doen waarvoor hij niet in de wieg is gelegd: de filmscore verzorgen. Hij drukt met wanstaltige klanken een iets té nadrukkelijke tijdsgebonden stempel op het geheel. Zo eentje waarvan je verwacht dat bij revisie of remastering dit het eerste onderdeel is waar een nieuwe klankband voor nodig is. De openingsscène met de aankomst van Percy Shelley (Julian Sands) maakt dat meteen duidelijk. Onnatuurlijk blijft het kostuumdrama stilstaan in de jaren tachtig van de XXste eeuw. Ze straalt geene dreiging uit, wel een orale verschrikking. Het is zelfs niet eens de optimale manifestatie van de getoonde decadentie. Dat artificiële zit jammer genoeg ook in het acteerspel en de ontknoping. Het exuberante waarvoor Russell kiest is eerder die van de provocatie dan die van de tragedie. Alle spanning vloeit weg. Alle geloofwaardigheid ook. Bizar en bij wijlen surreëel zijn onvoldoende om het arthousegedeelte acceptabel te maken. Als Germaniststudent dweepte je indertijd met de opvoering van de literaire iconen Byron en Shelley tijdens een nachtelijke uitspatting. Nu ben je niet meer verblind en valt de toen memorabele impressie van zijn sokkel. Deze rommelmarktvondst was duidelijk een miskoop. Je had het beter bij de herinnering laten voortleven.
Gothic. Ken Russell. 1985. *
dinsdag 4 december 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten