Maëls stijl lijkt in eerste instantie een voortvloeisel van de Franse nouvelle vague: vrijblijvend, los en gekunsteld. Lijkt, want diens kunnen is verre van gelieerd met de beperkingen van een opgehemelde stroming. Je koppelt Maël niet meteen aan literaire esthetiek, vooral omdat het onafgewerkte Tamino in het verkeerde Zwarte Loge-straatje was beland. Via Miltons dromen reed hij op het Steinbeck-pad en wist met zijn rauwheid dat depressieve arbeidsleed aanvullend te illustreren. Nu gaat hij nog verder en lijkt een esotherische hoogte te bereiken, mede door het spirituele scenario van Bauza. De inkt van toen is zo mooi, inhoudelijk en visueel, dat de droefgeestige inslag, die je als een dor, stervend vallend blad velt, poëtisch gecounterd wordt door de herwonnen inspiratie. Vreugde en verdriet tegenover elkaar geplaatst, met een opgedroogde kunstenaarsbron als aanleiding. Met een getemperd kleurenpalet schildert Maël met zachte schakeringen, behoorlijk grauw zelfs. Om te eindigen met inktzwarte kalligrafische penseelstreken. Na zo'n strip reik je het leven de hand.
- Alfa 11
- Cassio 2
- Jerom 15: De Ivoorsmokkelaars
- Luka 4
- Nero 67: De V-machine
- Nero 70: Papa Papoea
- Vrije Vlucht: De inkt van toen
woensdag 9 september 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten