dinsdag 22 mei 2012

Wervelende Wévé

Willem Vleeschouwer. Hoe veel keer is de auteur ondertussen niet naar Brussel afgezakt? Méér dan hij stripboekjes produceerde!
Hopelijk slaagt Het B-Gevaar er een keer in om een expo rond hem te organiseren en kunnen we in levende lijve diens originelen een keer bewonderen.
Het typeert de artiest die ploetert om een uitstekend resultaat te bereiken. Hoewel Vleeschouwer dat resultaat zelf minimaliseert ten opzichte van andere illustratoren en stripmakers ("Men ziet mij vaak als een veel betere tekenaar
dan ik eigenlijk ben"
). Is het een vorm van valse bescheidenheid?
Absoluut niet. Het is ongetwijfeld een kwestie van jezelf een hoge standaard op te leggen en wie weet ook een stuk zelfbescherming voor eventuele kritiek in te bouwen.
Vleeschouwer is een weinig productieve striptekenaar die gezien de hoge werkdruk indertijd snel koos om zich toe te leggen op illustratie om zijn brood mee te verdienen. Beschuldig hem niet van een gebrek aan discipline, het is een gezonde vorm van zelfkennis.
Toch kriebelt het in zijn tekenaarslijf en amuseert hij zich tussen de soep en de patatten door ongestructureerde verhaaltjes aaneen te rijgen. De jongens van de Spoorstraat zijn daar het resultaat van. Van prent naar prent werkend, de zwarte inkt laten vloeien op het witte papier met lineaire bewegingen. Drie verhalen in goed vijftien jaar tijd, van overkill hoef je Willem Vleeschouwer niet te betichten.
"Ik ben nooit aan een Spoorstraat stripje begonnen met de verwachting dat ik daar een flink bedrag mee kon binnen halen. Mijn motivatie was slechts 'liefhebberij'. Ik vond en vind de stripjes uit mijn jeugd zo prachtig... De stripjes bijvoorbeeld uit de oude Robbedoes of Spirou. Bij Chaland herkende ik die zelfde liefde.
Ik wilde ooit zelf zo'n stripje maken. Dat lukt natuurlijk niet... Ik ben geen 12 jaar meer en nog een tal van die zaken. Maar ik heb m'n best gedaan."

Betekent dit dan het definitieve einde van Willems stripcarrière?
"Het maken van de Spoorstraat was een hobby, puur voor mijn eigen plezier. Had ik geen uitgever gevonden dan had ik het zelf laten drukken en desnoods voor nop weg gegeven. Het is niet voor niks in zwart wit. Dat hield de boel betaalbaar.
Nu krijg ik de kans om de stripjes in kleur uit te laten geven. Weliswaar in een e-book vorm maar er is ook belangstelling om het toch tot een drukwerk te laten komen. Daar ben ik nu mee bezig en ik begin zo niet aan een nieuw project voor
dat dit afgerond is."

Hoe zit het dan met kritiek op de zwaktes in de scenario's?
"Ik wilde ook zelf het verhaal maken. Ik weet dat er beter scenaristen zijn. Er zijn ook betere tekenaars. Zet die bij elkaar en je krijgt iets prachtigs, alleen heb ik 't dan niet zelf gemaakt. Ik voetbal ook nog steeds. Kan ik ook niet goed, maar ik heb er plezier in. Tot zover, zeg maar, mijn opvatting. Beetje vrijblijvend hobby-isme, voor mijn part."
Ach, nu weet je al evenveel

Een beetje onbeschaamd neem ik hieronder het interview met Willem Vleeschouwer over, afgenomen door Jef Nieuwenhuis voor het stripmagazine Zozolala, meer bepaald voor het nummer 174.
Zwoegen voor een swingend resultaat
Willem Vleeschouwer is de man achter het pseudoniem WéVé, dat al jaren het prachtigste illustratiewerk siert. Neem de fraaie posters voor de Amsterdamse Uitmarkt, de treffende voetbalkarikaturen in Panorama of willekeurig een van zijn talloze tekeningen voor weekbladen. Wij willen hem echter vooral spreken over zijn strips. Eens in de zoveel jaar scheidt WéVé weer eens een swingend beeldverhaal af, geworteld in een rijke Europese striptraditie. Op een zonnige ochtend schuiven we aan voor een gesprek waarvoor anderhalf uur gepland stond. Pas laat in de middag sluiten we af. Met dank aan de spraakwaterval van Willem en de gastvrijheid van huize Vleeschouwer.
door Jef Nieuwenhuis
De aanleiding voor het interview is de verschijning van Willems jongste strip De Geheime Spleet. Het grootste deel van het gesprek vindt plaats in een stampvolle werkruimte met ladekasten vol eigen werk, teken- en verfmateriaal op het werkblad, en strips en stripgerelateerde hebbedingen op schappen aan de wanden. Af en toe maakt ook collega en vriend Peter van Dongen gebruik van de ruimte. „Ik werk mijn schetsen niet helemaal uit. Bij Peter is dat heel anders. In zijn schetsen staat uiteindelijk elke lijn vast. Dat betekent dat het inkten dan saai overtrekwerk is geworden. Als het zo ver is, komt hij hier zitten. Dan heeft hij tenminste wat aanspraak.”
De stripcarrière van Willem start eind jaren ‘60 op de Rietveld Academie. „Na de grafische school in Utrecht ben ik naar Amsterdam vertrokken. Het waren roerige tijden en ik wilde daar natuurlijk bij zijn. Oproerkraaien en zo. Ik ging niet specifiek naar de academie om strips te leren maken. Ik wilde tekenen en de wereld daarmee verbeteren. Dat heeft niet zo heel lang geduurd. Alles was ook gemeenschappelijk en gezamenlijk, want we waren allemaal gelijk. Als er iets gemaakt werd, was het altijd het resultaat van het collectief, maar je kon natuurlijk precies zien van wie de tekeningen waren. Uiteindelijk heeft de Rietveld Academie me niet zo veel opgeleverd. Wat dat betreft, had ik meer aan de grafische opleiding in Utrecht. Ik denk nu nog steeds in drukgangen. In mijn tweede jaar in Amsterdam herontdekte ik de strip. Op de Academie kwam ik in contact met mannen als Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen. Als je zag wat die jongens produceerden! Ik kon dat niet en ik kan dat nog steeds niet. Ik vind mezelf geen briljant tekenaar. Ik moet echt zwoegen op mijn tekeningen.”

De kritische kanttekeningen bij de eigen tekenvaardigheid lopen als een rode draad door het gesprek. Creëren is zwoegen bij Vleeschouwer. Zo streng als hij voor zichzelf is, zo lyrisch kan hij worden over het werk van zijn collega’s.
„Op een gegeven moment was ik in Galerie Lambiek toen André Franquin daar een expositie had en signeerde. We hebben elkaar toen voor het eerst gesproken. Ik heb hem bij die gelegenheid ook wat van mijn eigen werk laten zien. Hij liet zich er positief over uit. Hij herkende er wat in van zijn eigen stijl. Maar dan op een ander niveau. De tekeningen die hij maakte, zitten zo fantastisch in elkaar en het ziet er zo soepel uit allemaal. Als je een albumopenslaat, spat het je tegemoet. Het is enorm gedetailleerd en toch blijft het heel leesbaar.”
Al pratend trek Willem het ene voorbeeld na de andere uit de boekenkast. Verlekkerd bekijkt hij platen waarbij de gastheer wijst op de impact van Brussel als decor voor de avonturen van Guust Flater. „De kracht van Franquin is, dat hij precies weet waar hij tekent. De decors zijn ontzettend uitgewerkt, maar rond de belangrijke personages worden de tekeningen rustiger. De contouren van de daken zijn waanzinnig fijn uitgewerkt maar daaronder zie je dan alle details verdwijnen. Bij Toonder zie je dat ook terug.”
Een ander stripboek wordt bijna blind uit de kast getrokken. „Je moet er maar eens op letten; op alle platen van Toonder zie je een vlakverdeling. Er zijn zwarte, gerasterde en witte vlakken. Toonder plaatst de belangrijkste personages in de tekening praktisch altijd in de witte vlaken. De zwarte en gerasterde vlakken dienen altijd als omlijsting. Je ogen worden naar het licht getrokken. Je hoeft daarom ook nooit te zoeken. Toonder neemt je aan de hand. Franquin doet dat ook. Kort voordat hij stierf, heb ik hem nog een exemplaar gestuurd van De Wraak van de Dikke Ong. Dat was toen net uitgekomen. Als antwoord stuurde hij nog een reactie met een tekening.”

In informatie over Vleeschouwer wordt regelmatig gerefereerd aan zijn beleden bewondering voor Franquin. Wie zijn werk bekijkt, zal echter even vaak – of zelfs eerder – associaties hebben met atoomstijl-adepten als Yves Chaland en vooral Serge Clerq. Voor Willem is dat vanzelfsprekend. „Het komt allemaal voort uit de Frans-Waalse striptraditie. Ik heb ook een zwak voor het werk van Franquin uit de tijd dat hij Ton en Tineke tekende. Maurice Tillieux was daar ook een meester in. Als je de Havank-verhalen van Daan Jippes leest, zie je dat zijn inspiratie daar ook vandaan komt. Hij citeert regelmatig. Prachtig om te zien. Zelf doe ik dat ook. In Stront aan de knikker stop ik bijvoorbeeld meubels uit de Ton en Tineke-verhalen. Voor de hoofdrolspelers heb ik me weer laten inspireren door de groep kinderen uit De Sliert-reeks van Roba. Over het algemeen bewonder ik vooral de stripmakers die soepel kunnen tekenen enorm. Daarom vind ik Ever Meulen zo goed.”

„Na de kunstacademie heb ik een periode andere dingen gedaan die alleen zijdelings met tekenen te maken hebben, zoals tekenleraar en medewerker bij een drukkerij. Uiteindelijk ontdekte ik dat met tekenen voor mij het meeste te verdienen viel en als huisvader met een kind is dat geen onbelangrijk gegeven. Vanaf dat moment ben ik freelance-tekenaar en dat is zo tot de dag van vandaag. Het is altijd goed gegaan. De laatste tijd is het rustiger geworden. Ik kan goed merken dat het economisch allemaal wat minder is geworden. Dat is niet erg. Ik wil toch gaan afbouwen.”
In de tijd na de Rietveld Academie kwam hij in contact met uitgever Ger van Wulften. „Leurend met mijn strips was ik bij hem terecht gekomen. Ger was toen begonnen met het uitgeven van het blad Gummi, dus stripmakers waren welkom bij hem.Veel tekenaars waar ik mee omging, stonden al bij hem onder contract. Hij wilde mij ook opdrachten toeschuiven, maar het tempo dat hij verwachtte, was uiteindelijk te hoog voor mij. Die periode heeft me echter wel een basis gegeven voor de voortzetting van mijn zelfstandig bestaan. Ik hield er een netwerkje van opdrachtgevers aan over. Er zijn destijds twee stripalbums van mij bij Espee verschenen: De ZZ-sekte en Het doorbroken isolement. Later zei hij nog: ‘Als je bij mij was gebleven, dan had ik je beroemd gemaakt.’ Nou ja.”

Voor Espee tekende Vleeschouwer overigens niet zijn eerste strip. Dat was De wonderbaarlijke Reis van Jacobus Maneschijn en Sientje Zeester op een scenario van Willem Wilmink. In 1978 verscheen het als dagstrip in De Waarheid. Het tempo van Vleeschouwer ligt inderdaad niet hoog. Daarbij speelde ongetwijfeld een rol dat hij een veelgevraagd illustrator was en is. Het vorige album Stront aan de knikker dateert al weer uit 2001. Het voorafgaande album De wraak van Dikke Ong verscheen in 1996. Voor Willem Vleeschouwer zijn zijn strips ook promotiemateriaal voor potentiële afnemers van zijn illustratief werk. „Zo is het boekje Plenty plaatjes ontstaan. Het is een boekje vol illustraties van eigen hand. Tijdens een beurs heb ik het aan Hansje Joustra van Oog&Blik laten zien. Die was er razend enthousiast over en heeft ter plekke de hele voorraad opgekocht.”
Tot hij het idee voor De wraak van Dikke Ong kreeg, heeft Vleeschouwer altijd met scenario’s van anderen gewerkt. De Spoorstraat-cyclus is echter geheel van eigen hand.
„Dat viel me nog behoorlijk tegen. Een stripscenario schrijven vraagt inzicht in de clichés. Een goede scriptschrijver weet wat de afspraken zijn met de lezer. Daar speelt hij mee. Ik kan wel een scenarist gaan inhuren, maar dan kan ik net zo goed ook een betere tekenaar vragen. Mijn eigen werkwijze is tijdrovend, omdat ik op alle onderdelen moet zwoegen. Een pagina maak ik plaatje voor plaatje. Die grote pauzes tussen de verschillende albums zijn natuurlijk ook niet bevorderlijk voor de verkoop. Er is ook weinig aandacht aan besteed in de pers. Volgens mij heeft alleen De Standaard er een recensie aan gewijd. Verder was het helemaal stil. De Bezige Bij heeft het album De geheime spleet al snel weer uit de markt genomen, vanwege de moeizame afzet. Bij de stripboekhandels zal het wellicht nog te krijgen zijn. Zelf heb ik hier ook nog een doos staan. Misschien kan ik die nog slijten via mijn website. Laat ze maar komen die klanten! Ingekleurde strips verkopen tegenwoordig veel beter. Ik heb nog overwogen om voor De geheime spleet een steunkleur te gebruiken. Maar zonder kleur is de productie veel goedkoper en dan had ik het desnoods nog zelf kunnen uitgeven. Ik heb ook alles in eigen hand gehouden. De hele vormgeving heb ik voor mijn rekening genomen. Ik blijf maar doorpriegelen. Daar moet je mee oppassen als je stripmaker bent. Dat schiet niet op. Ik heb de kunst in het begin een beetje van Fred Julsing afgekeken. Maar die had precies hetzelfde probleem. Die bleef ook altijd maar doorpeuteren.”

De site van Willem Vleeschouwer: www.wvleeschouwer.nl

Geen opmerkingen: